Treinen zijn een bedrijf met hoge vaste kosten en lage marginale kosten. Ze zijn een natuurlijke monopolist: de markten hebben een paar bedrijven die hoge winsten maken. Vliegtuigen zijn een bedrijf met lage vaste kosten en hoge marginale kosten. Ze zijn zeer competitief: vrije markten bieden geweldige diensten aan tegen bijna marginale kosten.

Modeltraining is een vaste kost. Als AI in wezen afhankelijk is van trainingscomputing, dan is het resultaat een natuurlijke monopoliesituatie: er zullen één of enkele grote AI-bedrijven zijn met de beste modellen, die hoge toeslagen vragen in de afwezigheid van regulering.

Maar modelinference - denken - is een marginale kost. Als blijkt dat goede AI voornamelijk afhankelijk is van inference - niet van hoe lang er wordt besteed aan het trainen van het basismodel, maar voornamelijk van hoe lang er wordt nagedacht over vraagstellingen - dan wordt AI een marginale kostbusiness, zoals vliegtuigen.

De resulterende marktstructuur is zeer competitief. Veel AI-bedrijven bestaan naast elkaar en bieden diensten van vergelijkbare kwaliteit aan, tegen prijzen die dicht bij de kosten van computeren liggen. Geen van de bedrijven verdient veel geld: het grootste deel van de surplus komt terecht bij de AI-gebruikers, dat zijn wij.